Tony Cragg
° 1949
Geboren in Liverpool (), leeft in Wuppertal ().
Anthony Cragg werd in 1949 niet ver van de Britse stad Liverpool geboren. Zijn vader was elektro-ingenieur en mede onder diens invloed is hij altijd door wetenschap en technologie gefascineerd geweest. Op achttienjarige leeftijd ging hij werken in een laboratorium. Al snel echter vond hij die job vervelend en in zijn vrije tijd begon hij te tekenen en objecten te maken. Dit was de eerste keer in zijn leven dat hij beeldend bezig was, maar het beviel hem en hij schreef zich in voor een basisopleiding beeldende kunsten van één jaar. Tegelijkertijd had hij een bijbaantje in een gieterij waar gietstukken voor elektrische motors werden gemaakt en waar de kunstenaar naar eigen zeggen zijn drang om een dynamiek met de materie op te wekken, heeft opgedaan. Na de basisopleiding volgde Cragg een kunstopleiding in de Wimbledon School of Art en nadien nog een specialisatiecursus aan het Royal College of Art, in totaal zeven jaar studie. In 1977 aanvaardde hij een baan als docent aan de Kunstakademie van Düsseldorf en ging in Wuppertal wonen. Sinds 1988 is hij professor aan de Kunstakademie, waar hij nu ook co-directeur is. Craggs internationale doorbraak kwam er in 1978 en sindsdien stelt hij aan een hoog tempo overal ter wereld tentoon. In 1988 won hij de Turner Prize en vertegenwoordigde zijn land op de 43ste Biennale van Venetië.
“Wat mij interesseert zijn de bijzondere kritische maatstaven die we aanleggen ten aanzien van voorwerpen die door de mens zijn gemaakt en ten aanzien van zijn bezigheden.” - Tony Cragg
Het oeuvre van Tony Cragg is uiterlijk zeer verscheiden: zijn werken vertonen weinig formele overeenkomsten. Toch komen de sculpturen tot stand vanuit één inhoudelijk streven, dat nauw verbonden is met het materiaal. Cragg zijn werk gaat over de relatie tussen mens en omgeving, meer bepaald de objecten en materialen in die omgeving. Via zijn sculpturen tracht de kunstenaar onze relatie met ons hedendaagse complexe materiële milieu te verbeteren. Hij geeft inzicht en informatie over onder andere nieuwe materialen en productieprocessen en de evolutieleer. Zo maakt Cragg onmerkbare informatie en onzichtbare kennis zichtbaar in de beeldhouwkunst. Zoals bij vele kunstenaars uit de jaren zeventig (bijvoorbeeld Bill Woodrow en Richard Deacon) staan niet de formele kenmerken van de beeldhouwkunst centraal, maar wel de inhoud en de functie ervan. In de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig gebruikte Cragg vooral gevonden materialen als grondstof voor zijn kunstwerken. Aan de basis hiervan lagen aan de ene kant zijn overtuiging dat alle materialen gelijk zijn en aan de andere kant zijn fascinatie voor het artificiële materiaal bij uitstek: plastic. In het begin werden de voorwerpen gesorteerd, bijvoorbeeld op kleur en later maakte Cragg met de gevonden voorwerpen figuratieve vormen, uitgelegd op de vloer of geplakt op de muur. In het midden van de jaren tachtig zien we een verschuiving in Craggs werkwijze. Hij begint objecten als individuele voorwerpen te beschouwen, in plaats van als samengestelde lichamen. Daarbij krijgen onbewerkte materialen steeds meer de voorkeur van de kunstenaar boven gerecycleerde objecten. Sinds 1986 maakt Cragg dan ook grote enkelvoudige sculpturen in verschillende materialen zoals hout, brons, glas, keramiek en polymeren. De meeste motieven blijven met Craggs centrale thema verbonden: er zijn verwijzingen naar onder meer industriële productie en mathematica.