Collectiepresentatie XV – Ergens/Somewhere. Met interventies van Pierre Bismuth, Koenraad Dedobbeleer en Pieter Vermeersch
Event
M HKA, Antwerpen
16 June 2006 - 27 August 2006
Hoewel het M HKA pas volgend jaar zijn twintigste verjaardag viert – het museum opende zijn deuren in juni 1987, maar bestond op papier al sinds september 1985 – grijpen wij de komende maanden toch al de gelegenheid van dit bescheiden jubileum aan om in de zomertentoonstelling eenmalig de collectie centraal te stellen. Terwijl op de eerste verdieping het (vroege) werk van Jan Fabre in de belangstelling staat, behoort de begane grond deze zomer helemaal toe aan een aantal ‘historische’ bakens die het collectiebeleid mee hielpen vormgeven, en aan enkele hedendaagse sleutelwerken die bepalend zullen blijven voor het museale toekomstbeeld. De blikvangers van deze collectiepresentatie zijn echter ongetwijfeld de interventies van het Brusselse drietal Pierre Bismuth (F), Koenraad Dedobbeleer (B) en Pieter Vermeersch (B), die met hun in présence, omvang en ambitie variërende artistieke voorstellen voor het eerst tussenbeide komen in de monumentale ruimtes van M HKA’s gelijkvloerse verdieping. Daniel Buren, Mark Dion, Mark Manders, Michelangelo Pistoletto & Citadellarte en Jan Vercruysse leveren de ankerpunten uit de collectie aan, die worden geflankeerd door werken van Goele De Bruyn, Anish Kapoor, Martin Kippenberger, Rita McBride, Cady Noland en Caroline Van Damme. Het museum toont deze zomer voor het eerst ook de filmwerken van Rebecca Horn uit de collectie van de Vleeshal in Middelburg. Pierre Bismuth zal in de ‘lobby’ van het museum zijn zaalvullende sculptuur Something More, Something Less reconstrueren, een werk dat steeds opnieuw site-specifiek moet worden herdacht. Something More, Something Less bestaat uit twee houten muren of wanden die de ruimte opdelen of herindelen en waaruit precies zóveel (in omtrek wisselende) cirkels worden weggezaagd, tot deze schotten ineen dreigen te klappen: Bismuths tegelijk zaalvullende en ‘dematerialiserende’ structuur lijkt een evenwichtsoefening tussen stoffelijke aan- en afwezigheid, tussen monument en model, tussen menselijke (de bezoeker kan immers dóór de cirkels in de wanden stappen) en architecturale schaal – tussen ‘more’ en ‘less’. Pierre Bismuth verwijst in zijn werk wel vaker naar de recente kunstgeschiedenis, in het bijzonder naar de onverminderd actuele erfenis van het minimalisme – een bron van inspiratie voor zoveel hedendaags ‘design’ – en de conceptuele kunst, maar verliest daarbij nooit het zo belangrijke aspect van de (zowel visuele als fysiek-ruimtelijke) ervaring uit het oog. Pieter Vermeersch put voor zijn interventie annex presentatie uit zijn rijke ervaring met site-specifieke, ‘architecturale’ opdrachten en immersieve ruimtes. Met Bismuth deelt Vermeersch een fascinatie voor de artistieke wisselwerking tussen ‘optische’ en ‘haptische’ vorm en de erotica van de blik, voor het spel met schaal, formaat en wat we, met een tot op de draad versleten terminologie, ‘trompe l’oeuil’ zouden kunnen noemen. Net zoals Pierre Bismuth en in zekere zin ook zoals Dedobbeleer, schept Pieter Vermeersch ruimtes met een minimum aan middelen: licht, kleur, industriële materialen – en een feilloos gevoel voor scenografie. Koenraad Dedobbeleer neemt de uitdaging van een interventie in de collectiepresentatie het letterlijkst – en dat in een specifiek voor deze tentoonstelling ontwikkeld project dat een haast exclusief ‘immateriële’ vorm aanneemt. Geprikkeld door de idee wat het voor een kunstenaar betekent zich in een collectieopstelling te mengen, maakte Dedobbeleer een publicatie bestaande uit foto’s van private interieurs die ons tonen hoe mensen in hun dagelijkse leven met de kunst in hun privé-omgeving omgaan. De bevindingen die de kunstenaar uit dit onderzoek distilleerde, vormden de basis voor een reflectie over de idee van het verzamelen zélf; deze reflectie wordt vervolgens in de ruimtes van het M HKA gereconstrueerd en intervenieert zo opnieuw, immaterieel, in de huidige collectieopstelling, dat wil zeggen in het museum als een huis-van/voor-de-kunst. Een subtiele rode draad doorheen deze presentatie zouden we het begrip ‘plaatsbepaling’ kunnen noemen: we tonen kunstwerken met ruimtelijke ambities die toch niet louter ‘architecturaal’ zijn. Het zijn monumenten noch schaalmodellen, maar werken op mensenmaat, die ons onderdak bieden of ons omgeven, of die deze idee van behuizing en plaatsbepaling thematiseren. Met deze focus op ‘plaatsbepaling’ zet M HKA een onderzoek verder dat eerder dit jaar al in de Vancouver-tentoonstelling INTERTIDAL aan de orde kwam: een nadenken over plaats, plek en locatie voorbij het modieuze koketteren met nomadisme en diaspora. Deze tentoonstelling ontleent haar titel, ERGENS dan ook aan een tekst die Vivian Liska speciaal als ‘nieuwjaarswens’ voor het M HKA schreef, en waarin deze problematiek met de broodnodige subtiliteit – zeker in deze, door ‘autochtonie’ en ‘allochtonie’ geobsedeerde tijden – wordt aangekaart. In de tentoonstelling ERGENS biedt het M HKA onderdak aan zijn naar woningbouw neigende kunstwerken, aan zijn Dion, Manders en Pistoletto; ‘ergens’ is tegelijk ook waar het werk van Pierre Bismuth, Koenraad Dedobbeleer en Pieter Vermeersch zich deze zomer zal bevinden – in een plek waar de kunst weer thuis kan komen, waar kunst niet alleen maar ‘ruimte krijgt’, maar deze ruimte, dit ‘ergens’, tegelijk ook mag helpen maken.