De veiling in het Grand Hotel
Event
In 1939 vond een veiling van 'ontaarde kunst' plaats in het Grand Hotel in het Zwitserse Luzern, die georganiseerd werd door Theodor Fischer. Op de veiling, getiteld Gemälde und Plastiken Moderner Meister aus Deutschen Museen (Schilderijen en sculpturen van moderne meesters uit Duitse musea) werden 126 schilderijen verkocht; verschillende daarvan waren tentoongesteld geweest op de beruchte Entartete Kunst-tentoonstelling die twee jaar eerder door de nazi's werd georganiseerd, en die eerst München en vervolgens talrijke Duitse steden aandeed. Joseph Goebbels, minister van Volksvoorlichting en Propaganda in nazi-Duitsland, stelde voor om enkele van de waardevollere schilderijen te verkopen om zo vreemde valuta binnen te rijven en de oorlog te financieren. Hoewel instellingen wereldwijd tegen de veiling protesteerden, stond Fischer erop dat de opbrengsten zouden worden verdeeld onder Duitse musea, om zo nieuwe stukken aan te kunnen schaffen. De veiling kreeg veel publiciteit en omvatte werken van moderne meesters als Pablo Picasso, Paul Klee en Oskar Kokoschka. België besloot een delegatie te sturen met afgevaardigden uit drie instellingen, namelijk de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van Luik, Brussel en Antwerpen. De delegatie zag de veiling niet alleen als een kans om belangrijke aankopen van modernistische kunst te doen, maar ook om een paar voorbeelden van Entartete Kunst voor vernietiging te behoeden. Deze drie schilderijen – respectievelijk van Lovis Corinth, George Grosz and Karl Hofer – werden aangekocht door de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA).