Toute prédication
1966-2002
Prent, 98 x 98 cm.
Materials: ink, canvas
Collection: Collection M HKA, Antwerp (Inv. no. S0330_12).
Toute prédication est un attantat à la liberté de l’homme. La poésie comme je la conçois, n’est plus la femme de chambre, des princes, prélats, politiciens, partis, ou encore du people. Elle est enfin elle même. (PDV, 1966)
Met zijn audiovisuele poëzie had Paul De Vree een belangrijke stap gezet voor een geleidelijke integratie binnen de evolutie van de moderne dichtkunst. Hij bevond zich op een tweesprong waarvan de ene weg leidde naar de exploratie van het taalmateriaal binnen het auditieve of het sonore, en anderzijds naar de grafische-picturale ruimte. Het gedicht Toute prédication (1966) geldt als het manifest van De Vree’s audiovisuele en concreet-visuele poëzie. Het is geen concreet gedicht in de gebruikelijke zin, maar een verklaring over deze poëzie. Het gedicht is typografisch binnen een ronde schijf uitgewerkt. Hiermee verwees De Vree naar de voor de handliggende, publicatievorm van geluidspoëzie op langspeelplaat. Door het werk echter niet op plaat maar op papier te brengen, wijst hij op de mogelijkheden van de grafische weergave. In de tekst verwerpt hij elke ‘prédication’, elke overbrenging van een boodschap door de poëzie: “toute prédication est un attantat à la liberté de l’homme”.
De poëzie is een voorwerp dat naar geen andere werkelijkheid kan verwijzen dan naar zichzelf: “Ne se referant à rien d’autre qu’à la sensibilité d’être”.